NAP-spijker

(Scroll for the English version)

VAN HOOGTES EN LAAGTES

Wie weten wil hoe warm of koud het is kijkt op de thermometer. Hoeveel graden is het boven nul? Onder nul? We benoemen de temperatuur met een getal op de schaal van Celsius. Die heeft een nulpunt. Want het kan vriezen of dooien…

Om te zeggen hoe hoog of laag we staan gebruiken we ook een schaal met een nulpunt. Het hoogste punt van Nederland is de Vaalserberg, op 322, 4 meter “boven de zeespiegel”. En het laagste punt ligt bij Nieuwerkerk aan den IJssel, op 6,78 meter “onder de zeespiegel”. Wij gebruiken de waterhoogte van de zee als nulpunt bij de hoogtemeting. Dat doen we al sinds 1684 en de bronzen bout met NAP erop, onder aan deze muur, heeft daar alles mee te maken.

Het begon in Amsterdam. Dat was in de zeventiende eeuw onze grootste havenstad. Thuishaven van een enorme handelsvloot. In die tijden kwamen overstromingen en wateroverlast vaak voor. De Allerheiligenvloed van 1675 zette grote delen van Noordwest-Nederland onder water. Dat was de aanleiding om land en bevolking beter tegen de zee te gaan beschermen. Dijken en dammen verhogen. Maar hoe hoog moesten die worden? Wat waren de hoogste waterstanden? Om dat te weten zijn vanaf september 1683 een jaar lang dagelijks de waterhoogten bijgehouden in het IJ, dat in open verbinding stond met (toen nog) de Zuiderzee. De gemiddelde hoogste vloedstand van dat jaar werd benoemd als het ‘stadspeyl’, ofwel het Amsterdams Peil. Bij de sluizen rond het IJ werden marmeren steenplaten ingemetseld met een groef erin gegraveerd die de hoogte van het Amsterdams Peil (AP) aangaf. Vanaf dat moment kon men weten hoe hoog een veilige dijk moest zijn.

Hierna is het AP door waterpassingen (hoogtemetingen) vanuit Amsterdam verspreid naar andere delen van ons laaggelegen land. Vanaf 1818 wordt het AP in het hele land toegepast. Bij alle hoogtemetingen wordt het AP als uitgangspunt (nulpunt) genomen. Na een nauwkeurige meting in 1891 werden enkele onjuistheden rechtgetrokken, ofwel genormaliseerd, en vanaf dat moment noemen we ons nulpunt Normaal Amsterdams Peil: NAP.

Rijkswaterstaat is de instantie in ons land die alle hoogtemetingen doet. Vroeger ging dat met een peilstok. Tegenwoordig met moderne technieken zoals GPS (satelliet navigatie) of automatische meetinstrumenten.

Het NAP-net bestaat uit tienduizenden peilmerken, meestal bronzen boutjes met het opschrift NAP, aangebracht in kaden, muren (zoals hier), bouwwerken of op palen. De onderlinge hoogteverschillen tussen de peilmerken worden nauwkeurig vastgelegd. Alle gegevens worden verzameld in het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), de digitale hoogtekaart voor heel Nederland. Deze is voor iedereen in te zien. Googel maar op AHN.

Het Europese hoogtesysteem EVRS (European Vertical Reference System) gebruikt ons NAP als referentievlak (nulpunt). Een Nederlands hoogtepuntje!

++++++++++++++++++++

ABOUT LEVEL, HEIGHT AND LOWLANDS

Heat or cold are measured with a thermometer. How many degrees is it above zero? Below zero? We define temperature by a number on the Celsius scale. The scale has a zero point: the moment when the freezing starts, or the thaw sets in.

For the defining of the height, the level at which we stand, we also use a scale with a zero point. The highest spot in the Netherlands is 322 meters ‘above sea level’ (the border triangle between Germany, Belgium and the Netherlands). The lowest place (20 km east of Rotterdam) is nearly 7 meters ‘below sea level’. We use the average sea level as the zero point for the height measurement. We have been doing this since 1684 and the bronze bolt with NAP on it, at the bottom of this wall, has everything to do with it.

It all started in Amsterdam, in the seventeenth century our largest port city. Home port to a huge trading fleet. In those days, floods were common. The ‘Allerheiligen’ Flood of 1675 flooded large parts of the northwestern Netherlands. That was the cause for improving the protection of land and population against the sea. Raising the dykes and dams. But to what height? What were the highest water levels? In order to discover this, water levels were tracked daily from September 1683 for a year in the Amsterdam harbour, which was then directly connected to the sea. The average summer flood water level in that particular year was appointed ‘Amsterdams Peil’ (Amsterdam Level). Marble stone slabs were bricked in at the locks and sluices around the harbour with a groove engraved in them, indicating the height of the Amsterdam Peil (AP). From that moment on, anyone could know what height a safe dyke should have.

In later years AP was carried over to other low-lying areas in the Netherlands and was introduced across the country in 1818, to replace locally used levels. In this operation, an error was introduced which was corrected (normalised) in 1891, resulting in the ‘Normaal Amsterdams Peil’ (Normal Amsterdam Level), NAP.

All height measurements in the country are done by a dedicated bureau which is part of the Dutch Ministry of Infrastructure and Water Management. Nowadays with modern techniques like GPS or automatic measuring instruments.

The NAP net consists of tens of thousands of level marks, usually bronze bolts with the inscription NAP, installed in quays, walls (such as here), building structures or on piles. The differences in height between the level marks are accurately recorded. All data is collected in the Current Elevation File of the Netherlands (AHN), the digital elevation map for the whole of the Netherlands.

The European Vertical Reference System (EVRS) uses the Dutch NAP as its reference level (zero point). If that ain’t a Dutch height light!