Maassluis  |  Geplaatst op 22 mei 2024

Column

Molen de Arend

Door: Dick van Wassenaar met bewerking door Ineke Vink

Er staan in Maassluis twee werkende molens: molen De Hoop en de Wippersmolen. De Noordmolen, die vroeger aan het einde van de Noorddijk stond, ging begin vorige eeuw in vlammen op. De Historische Vereniging Maassluis ontdekte dat de naam De Arend voor deze molen pas 10 jaar na de afbraak opduikt in de archieven.

In 1724 vragen de leerlooiers van Maassluis aan de hoogheemraden van Delfland (eigenaar van de dijk) toestemming om een runmolen met ‘schorsschuur’ en een woning te mogen bouwen aan het einde van de Noordgeer aan de buitenzijde van de dijk. Het stuk grond noemen zij ‘kostverloren’, wat betekent dat het een armetierig stuk grond is dat nergens anders goed voor is. De hoogheemraden gaan het stuk land hoogstpersoonlijk bekijken en geven daarna toestemming voor de bouw.
In 1725 verrijst de molen op – in erfpacht verkregen – grondgebied van Maasland (pas na de grenswijziging in 1941 kwam het stuk grond bij Maassluis, lang nadat de molen was verdwenen). Op de tekening ‘gezicht op Maassluis’ van Gerard van Giessen uit 1729 is links de molen met schuur nog net zichtbaar.
Leerlooiers gebruikten van de 17e tot de 19e eeuw de looistof run, gemaakt uit vermalen schors van eikenbomen. Ook taanderijen die visnetten en zeilen bestand maakten tegen zout water gebruikten run.

Windrecht
In 1733 hebben de looiers meer ruimte nodig rondom de molen. Leerlooier Hendrik Schim, zoon van schout Pieter Schim, dient namens de gezamenlijke eigenaren een verzoek in om meer ruimte ten zuiden van het erf van de molen – zodat ze langs de Geer kunnen laden en lossen – en hij vraagt ten noorden van de molen de erfpacht over een stuk grond aan de Steenendijk. Ook vraagt hij of het planten van bomen in de buurt van de molen verboden kan worden en dat al bestaande bomen in de buurt van de molen mogen worden omgehakt zodat deze niet langer de wind aan de molen verhinderen. De ruimere laad- en losplaats leidt in 1750 tot een geschil met de eigenaren van een belendend perceel. Het wordt hen moeilijk gemaakt om de oogst van hun landerijen aldaar binnen te halen omdat er te weinig ruimte is tussen hun afscheiding en die van de runmolen.
De laad- en loswal aan de Noordgeer blijft voor problemen zorgen. In 1767 klaagt het straatwerkersgilde (de zakkendragers) dat de eigenaren van de runmolen al 42 jaar hun goederen in eigen beheer lossen en vervoeren naar taanderijen en looierijen in de wijde omgeving. De straatwerkers lopen inkomsten mis. Het geschil loopt hoog op, totdat in 1768 de rechtbank van Maassluis bepaalt dat het de runmolenaars is toegestaan de run zelf naar de waag te brengen, daar te wegen en verder te bezorgen.

Blikseminslag
Wanneer er te weinig run te vermalen is, kan de molen ook ingezet worden als trasmolen die tufsteen tot tras maalt ten behoeve van de productie van cement en mortel. Tevens doet de molen naast runmolen dienst als korenmolen. Ook fungeerde de molen als een baken en oriëntatiepunt voor de scheepvaart. Met tonnen, boeien en bakens gaf men de vaarweg in de rivier aan. Een van die bakens aan het Scheur was de Noordmolen. Dat betekende dat schippers zich op de molen konden oriënteren om de tonnen op de juiste wijze te passeren.
In 1867, hij is dan eigendom van Hendrik van der Lelij, slaat de bliksem in de molen in en stukken van de roeden komen in de wijde omtrek neer. Het is aan de tegenwoordigheid van geest van de molenaar te danken dat de ontstane brand dadelijk wordt geblust waardoor groter onheil wordt voorkomen.

Brand
De laatste eigenaar/bewoner van de molen aan de Noorddijk is molenaar Teunis Berkouwer die er van 1910 tot 1918 met zijn familie woont. Hij heeft de molen overgenomen van zijn schoonvader Kornelis Korver die sinds 1895 eigenaar en molenaar was. Bij de verkoop van de molen in 1918 horen onder andere ‘een zevenjarig werkpaard, een luxe hondenkar met gummibanden, molenwagens, een vrachtwagen, een partij zwaar brandhout, twee één-paardstuigen, twee spantuigen, een luxe paardentuig, varkenshokken en een kippenhok, 20 kippen en een vulkachel.’
In de nacht van 12 op 13 april 1922 gaat het fout. Door onbekende oorzaak raakt de molen in brand . Door de krachtige zuidwestenwind lukt het de toegesnelde brandweer niet de brand te blussen. Om half twee ’s nachts storten de molenwieken met veel geraas naar beneden. Ze komen deels terecht op het molenaarshuis, waar de familie Van de Breukel het benedengedeelte bewoont. Zes stuks vee, gestald in een aangrenzend schuurtje, kunnen tijdig in veiligheid gebracht worden. De brandweer beperkt zich tot het nathouden van de huisjes die in de nabijheid en in de wind liggen. De molen is verzekerd voor 7.000 gulden, maar het is de vraag of de verzekering de schade wel dekt, want er schijnt bij de brand iets niet in de haak te zijn. Het Parket van Rotterdam stelt een onderzoek in. De bewoner van het bovengedeelte van het molenaarshuis, Cornelis Korver, wordt kort na de brand als verdachte aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. Korte tijd later is hij echter weer op vrije voeten.

Arend
De gemeente koopt de afgebrande molen met woonhuis en wagenschuur van de familie De Korver voor een bedrag van 2.400 gulden. Begin 1923 wordt het restant van de molen afgebroken.
We lezen de naam De Arend voor de allereerste keer in 1933. Het gaat dan over de verhuur door de gemeente van ‘een perceel grond in de Kapelpolder, gelegen bij de woning van de voormalige molen de Arend’. Molennamen als Adelaar en Arend verwijzen naar de kracht van de wieken. Onbekend is wanneer deze naam aan de Noordmolen gegeven is.

Dit is een samenvatting van het artikel over molen De Arend dat verschenen is in het boekje Historische Schetsen nr. 84, uitgave mei 2024, van de Historische Vereniging Maassluis.

Columns

Geplaatst op 7 juni 2024

Een turbulent burgemeesterschap

Geplaatst op 8 april 2024

Monstersleeptocht in 1908

Geplaatst op 1 maart 2024

Bioscoop Luxor

Columns archief...

Maassluis  |  Geplaatst op 22 mei 2024

Column

Molen de Arend

Door: Dick van Wassenaar met bewerking door Ineke Vink

Er staan in Maassluis twee werkende molens: molen De Hoop en de Wippersmolen. De Noordmolen, die vroeger aan het einde van de Noorddijk stond, ging begin vorige eeuw in vlammen op. De Historische Vereniging Maassluis ontdekte dat de naam De Arend voor deze molen pas 10 jaar na de afbraak opduikt in de archieven.

In 1724 vragen de leerlooiers van Maassluis aan de hoogheemraden van Delfland (eigenaar van de dijk) toestemming om een runmolen met ‘schorsschuur’ en een woning te mogen bouwen aan het einde van de Noordgeer aan de buitenzijde van de dijk. Het stuk grond noemen zij ‘kostverloren’, wat betekent dat het een armetierig stuk grond is dat nergens anders goed voor is. De hoogheemraden gaan het stuk land hoogstpersoonlijk bekijken en geven daarna toestemming voor de bouw.
In 1725 verrijst de molen op – in erfpacht verkregen – grondgebied van Maasland (pas na de grenswijziging in 1941 kwam het stuk grond bij Maassluis, lang nadat de molen was verdwenen). Op de tekening ‘gezicht op Maassluis’ van Gerard van Giessen uit 1729 is links de molen met schuur nog net zichtbaar.
Leerlooiers gebruikten van de 17e tot de 19e eeuw de looistof run, gemaakt uit vermalen schors van eikenbomen. Ook taanderijen die visnetten en zeilen bestand maakten tegen zout water gebruikten run.

Windrecht
In 1733 hebben de looiers meer ruimte nodig rondom de molen. Leerlooier Hendrik Schim, zoon van schout Pieter Schim, dient namens de gezamenlijke eigenaren een verzoek in om meer ruimte ten zuiden van het erf van de molen – zodat ze langs de Geer kunnen laden en lossen – en hij vraagt ten noorden van de molen de erfpacht over een stuk grond aan de Steenendijk. Ook vraagt hij of het planten van bomen in de buurt van de molen verboden kan worden en dat al bestaande bomen in de buurt van de molen mogen worden omgehakt zodat deze niet langer de wind aan de molen verhinderen. De ruimere laad- en losplaats leidt in 1750 tot een geschil met de eigenaren van een belendend perceel. Het wordt hen moeilijk gemaakt om de oogst van hun landerijen aldaar binnen te halen omdat er te weinig ruimte is tussen hun afscheiding en die van de runmolen.
De laad- en loswal aan de Noordgeer blijft voor problemen zorgen. In 1767 klaagt het straatwerkersgilde (de zakkendragers) dat de eigenaren van de runmolen al 42 jaar hun goederen in eigen beheer lossen en vervoeren naar taanderijen en looierijen in de wijde omgeving. De straatwerkers lopen inkomsten mis. Het geschil loopt hoog op, totdat in 1768 de rechtbank van Maassluis bepaalt dat het de runmolenaars is toegestaan de run zelf naar de waag te brengen, daar te wegen en verder te bezorgen.

Blikseminslag
Wanneer er te weinig run te vermalen is, kan de molen ook ingezet worden als trasmolen die tufsteen tot tras maalt ten behoeve van de productie van cement en mortel. Tevens doet de molen naast runmolen dienst als korenmolen. Ook fungeerde de molen als een baken en oriëntatiepunt voor de scheepvaart. Met tonnen, boeien en bakens gaf men de vaarweg in de rivier aan. Een van die bakens aan het Scheur was de Noordmolen. Dat betekende dat schippers zich op de molen konden oriënteren om de tonnen op de juiste wijze te passeren.
In 1867, hij is dan eigendom van Hendrik van der Lelij, slaat de bliksem in de molen in en stukken van de roeden komen in de wijde omtrek neer. Het is aan de tegenwoordigheid van geest van de molenaar te danken dat de ontstane brand dadelijk wordt geblust waardoor groter onheil wordt voorkomen.

Brand
De laatste eigenaar/bewoner van de molen aan de Noorddijk is molenaar Teunis Berkouwer die er van 1910 tot 1918 met zijn familie woont. Hij heeft de molen overgenomen van zijn schoonvader Kornelis Korver die sinds 1895 eigenaar en molenaar was. Bij de verkoop van de molen in 1918 horen onder andere ‘een zevenjarig werkpaard, een luxe hondenkar met gummibanden, molenwagens, een vrachtwagen, een partij zwaar brandhout, twee één-paardstuigen, twee spantuigen, een luxe paardentuig, varkenshokken en een kippenhok, 20 kippen en een vulkachel.’
In de nacht van 12 op 13 april 1922 gaat het fout. Door onbekende oorzaak raakt de molen in brand . Door de krachtige zuidwestenwind lukt het de toegesnelde brandweer niet de brand te blussen. Om half twee ’s nachts storten de molenwieken met veel geraas naar beneden. Ze komen deels terecht op het molenaarshuis, waar de familie Van de Breukel het benedengedeelte bewoont. Zes stuks vee, gestald in een aangrenzend schuurtje, kunnen tijdig in veiligheid gebracht worden. De brandweer beperkt zich tot het nathouden van de huisjes die in de nabijheid en in de wind liggen. De molen is verzekerd voor 7.000 gulden, maar het is de vraag of de verzekering de schade wel dekt, want er schijnt bij de brand iets niet in de haak te zijn. Het Parket van Rotterdam stelt een onderzoek in. De bewoner van het bovengedeelte van het molenaarshuis, Cornelis Korver, wordt kort na de brand als verdachte aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. Korte tijd later is hij echter weer op vrije voeten.

Arend
De gemeente koopt de afgebrande molen met woonhuis en wagenschuur van de familie De Korver voor een bedrag van 2.400 gulden. Begin 1923 wordt het restant van de molen afgebroken.
We lezen de naam De Arend voor de allereerste keer in 1933. Het gaat dan over de verhuur door de gemeente van ‘een perceel grond in de Kapelpolder, gelegen bij de woning van de voormalige molen de Arend’. Molennamen als Adelaar en Arend verwijzen naar de kracht van de wieken. Onbekend is wanneer deze naam aan de Noordmolen gegeven is.

Dit is een samenvatting van het artikel over molen De Arend dat verschenen is in het boekje Historische Schetsen nr. 84, uitgave mei 2024, van de Historische Vereniging Maassluis.