Maassluis  |  Geplaatst op 15 oktober 2024

Column

Het Nieuwe Water

Door: Kees van der Sar (tekst), Ineke Vink (redactie)

Het Nieuwe Water is recent in de aandacht gekomen vanwege het initiatief om de oude vaarverbinding te herstellen voor de pleziervaart. Het Nieuwe Water is vroeger door tuinders gebruikt om producten te vervoeren. Het verbindt het centrum van Maassluis met de Westgaag en loopt vanaf de Noordvliet langs de Goudsteen, achter de Wagenstraat en langs de Weverskade. Van oorsprong was de verbinding van belang als boezemwater voor de afvoer van overtollig water uit het Delfland. Het graven van het Nieuwe Water heeft het Hoogheemraadschap Delfland in de 17e eeuw veel hoofdbrekens gekost. Dijkval, zoals we meemaakten in het najaar van 2023, was vanaf het begin af aan een van de reële gevaren.

Over de geschiedenis van het Nieuwe Water vertelt de Historische Vereniging Maassluis (HVM) in deze bijdrage. In haar eerstvolgende boekje, Historische Schetsen nr. 85, staat het eerste deel van een artikel over dit onderwerp. Leden van de HVM krijgen het boekje thuisbezorgd. Lid worden kan voor 20 euro per jaar via de website www.histvermaassluis.nl. In november a.s. krijgen de leden behalve het genoemde boekje ook een bijzondere kalender en een themaboekje toegestuurd.

Droge greppel
In 1619 was er discussie over de verbetering van de waterafvoer in het zuiden van het Westland. Men dacht dit te bereiken door een waterafvoer aan de binnenzijde van de Maasdijk aan te leggen richting Maassluis. Dat was de kortste verbinding naar de afvoersluis, de Monsterse Sluis. Eén van de plannen was om de ondiepe greppel, die vanaf de Heenweg tot aan de Spartelvaart (Westgaag) aan de binnenkant van de Maasdijk lag, te verbreden tot een vliet. Onder normale omstandigheden stond de greppel droog en was de bodem begroeid met gras. Daardoor bleef de dijkvoet stevig. Alleen bij veel regen werkte de greppel als waterafvoer. Deze verbreden tot een vliet die altijd vol water stond, zou de stabiliteit van de dijk aantasten. Dat was veel te riskant, want de dijk was toen nog een zeewering. De conclusie van de discussie was: het is niet verantwoord.

Nieuwe waterlozing
In 1643 werd opnieuw overwogen om de oorspronkelijke greppel te verbreden en te verdiepen tot een vliet. Toen kon het wel, omdat de omdijking van de buitendijkse Oranjepolder, gelegen tegen de Maasdijk, bijna voltooid was. Daarmee was het meest kwetsbare traject van de Maasdijk een binnendijk geworden en gevrijwaard tegen de grillen van de zee. In 1661 volgde de aanleg van de Noord Nieuwlandse polder en Steendijkpolder. Het risico dat het water van de Maas en de Noordzee over de Maasdijk heen zou slaan en het talud aan de binnenzijde zou verzwakken, was toen niet meer aanwezig. Zodoende kon men uiteindelijk tussen 1651 en 1654 de beoogde vliet graven die de naam Nieuwe Water (voluit Nieuwe Waterlosinghe) kreeg. De vliet begon bij de Heenweg, waar hij aansloot op het Gantelsysteem, en liep door tot in Maassluis. Via de Fortegracht, de Noordvliet en de Monsterse Sluis loosde deze boezem op de Maas. Het traject tussen Spartelvaart en Fortegracht kreeg een kade parallel aan de Maasdijk, Weverskade genoemd. Deze kade, waarvan de herkomst van de naam vooralsnog onbekend is, was opgeworpen met de uitgegraven grond.

Flessenhals
Na het gereedkomen van het Nieuwe Water voldeden de resultaten niet aan de verwachtingen. Er was gehoopt meer water te kunnen lozen naar de Monsterse Sluis. Dit kwam onder andere door de vernauwing in de Fortegracht. Deze is plaatselijk slechts 3,2 meter breed terwijl de rest van de vliet circa 6 meter breed is. Dat werkt als een flessenhals. Verbreden was geen optie omdat het traject in de bebouwde kom van Maassluis lag met aan weerszijden bebouwing. Dat gold trouwens ook voor de Noordvliet. Niet voor niets werd de Noordvliet in 1600 aangegeven als de ‘Kleyne Vliet’. Dit was duidelijk te zien als de Monsterse Sluis open stond. Dan zakte het waterpeil bij de sluis diep weg omdat de afvoer veel sneller ging dan de aanvoer. Om het teveel aan toestromend water naar de Fortegracht tijdelijk op te vangen maakte men een waterberging bij de Spartelhoeve, waar het Nieuwe Water aansluit op de Spartelvaart/Westgaag. Als het boezemwater te hoog werd, liep het water over in een omdijkt stukje laaggelegen polder. Zodra het boezempeil gezakt was, kon het water uit de berging de poldersloot in lopen en het restant weggemalen worden. Dit heeft lang zo gefunctioneerd, het laatst omstreeks 1980. In principe kon het Nieuwe Water ook lozen via de Spartelvaart. Maar dat was ‘achteraan aansluiten’ vanwege het lange traject via de Gaag, de Zuidgaag, door Maasland, de Vlaardingse Vaart en de Noordvliet.

Zout water
Een verdere verbetering van het waterbeheer in het Westland bereikte men door de aanleg van de Oranjesluis. Die had echter een lange en moeizame voorgeschiedenis. Stadhouder Willem II had bij het Hoogheemraadschap van Delfland een verzoek ingediend om zijn lustslot in Honselersdijk te kunnen verversen met water uit de Maas. Het verversen van grachten in de stad was heel gebruikelijk. Maar een dure voorziening ten behoeve van gietwater voor een tuin is een ander verhaal. En dat het rivierwater een mengsel is van zoet en zout water, daar stond de stadhouder niet bij stil. De Hoogheemraden van Delfland hielden de boot af. Toen de prins van Oranje bleef aandringen, moesten ze in actie komen: een prins wil je immers ter wille zijn. Het minste risico gaf aansluiting op het Nieuwe Water. Men twijfelde echter of door de grote afstand en de beperkte capaciteit van het Nieuwe Water het ingelaten water vanaf Maassluis de lusthof wel zou bereiken. Stroomafwaarts van de Monsterse Sluis een nieuwe sluis bouwen zou de route van de Maas naar de lusthof verkorten. Nadeel was een groter risico op zout water en in droge zomers stond het water in de Maas te laag om in te laten.

Natte vingerwerk
De Amer, een bestaande getijdekreek, liep vanaf de Maasdijk met een bocht om de Oranjepolder naar de Maas en mondde uit bij het Amersgat. Om te onderzoeken of het Maaswater vanaf het Amersgat net zo geschikt was als het water vanaf de Monsterse Sluis, gingen de hoogheemraden met een roeibootje de Maas op om zelf te proeven bij beide inlaatplaatsen. Dit primitieve onderzoek was dus letterlijk natte vingerwerk. De uitslag was dat de waterinlating ‘nut en doenlyck’ was en dat het zoutgehalte van water via Maassluis of via het Amersgat geen verschil maakte. De prins opteerde voor de inlaat via het Amersgat. In 1675/1678 werd daarom de Oranjesluis gebouwd om in tijden van droogte rivierwater binnen te kunnen laten. Dat het uiteindelijk misging met de planten in de lusthof van de prins door verzilting mocht nauwelijks verbazing wekken.

Bij de aanleg van de spoorlijn tussen Maassluis en Hoek van Holland in 1893 werd het Oranjekanaal rechtstreeks op de Nieuwe Waterweg aangesloten. Het riviertje de Amer bestaat nog steeds.

Columns

Geplaatst op 13 september 2024

Preuts Maassluis

Geplaatst op 30 juli 2024

Zwemmen in Maassluis

Geplaatst op 7 juni 2024

Een turbulent burgemeesterschap

Columns archief...

Maassluis  |  Geplaatst op 15 oktober 2024

Column

Het Nieuwe Water

Door: Kees van der Sar (tekst), Ineke Vink (redactie)

Het Nieuwe Water is recent in de aandacht gekomen vanwege het initiatief om de oude vaarverbinding te herstellen voor de pleziervaart. Het Nieuwe Water is vroeger door tuinders gebruikt om producten te vervoeren. Het verbindt het centrum van Maassluis met de Westgaag en loopt vanaf de Noordvliet langs de Goudsteen, achter de Wagenstraat en langs de Weverskade. Van oorsprong was de verbinding van belang als boezemwater voor de afvoer van overtollig water uit het Delfland. Het graven van het Nieuwe Water heeft het Hoogheemraadschap Delfland in de 17e eeuw veel hoofdbrekens gekost. Dijkval, zoals we meemaakten in het najaar van 2023, was vanaf het begin af aan een van de reële gevaren.

Over de geschiedenis van het Nieuwe Water vertelt de Historische Vereniging Maassluis (HVM) in deze bijdrage. In haar eerstvolgende boekje, Historische Schetsen nr. 85, staat het eerste deel van een artikel over dit onderwerp. Leden van de HVM krijgen het boekje thuisbezorgd. Lid worden kan voor 20 euro per jaar via de website www.histvermaassluis.nl. In november a.s. krijgen de leden behalve het genoemde boekje ook een bijzondere kalender en een themaboekje toegestuurd.

Droge greppel
In 1619 was er discussie over de verbetering van de waterafvoer in het zuiden van het Westland. Men dacht dit te bereiken door een waterafvoer aan de binnenzijde van de Maasdijk aan te leggen richting Maassluis. Dat was de kortste verbinding naar de afvoersluis, de Monsterse Sluis. Eén van de plannen was om de ondiepe greppel, die vanaf de Heenweg tot aan de Spartelvaart (Westgaag) aan de binnenkant van de Maasdijk lag, te verbreden tot een vliet. Onder normale omstandigheden stond de greppel droog en was de bodem begroeid met gras. Daardoor bleef de dijkvoet stevig. Alleen bij veel regen werkte de greppel als waterafvoer. Deze verbreden tot een vliet die altijd vol water stond, zou de stabiliteit van de dijk aantasten. Dat was veel te riskant, want de dijk was toen nog een zeewering. De conclusie van de discussie was: het is niet verantwoord.

Nieuwe waterlozing
In 1643 werd opnieuw overwogen om de oorspronkelijke greppel te verbreden en te verdiepen tot een vliet. Toen kon het wel, omdat de omdijking van de buitendijkse Oranjepolder, gelegen tegen de Maasdijk, bijna voltooid was. Daarmee was het meest kwetsbare traject van de Maasdijk een binnendijk geworden en gevrijwaard tegen de grillen van de zee. In 1661 volgde de aanleg van de Noord Nieuwlandse polder en Steendijkpolder. Het risico dat het water van de Maas en de Noordzee over de Maasdijk heen zou slaan en het talud aan de binnenzijde zou verzwakken, was toen niet meer aanwezig. Zodoende kon men uiteindelijk tussen 1651 en 1654 de beoogde vliet graven die de naam Nieuwe Water (voluit Nieuwe Waterlosinghe) kreeg. De vliet begon bij de Heenweg, waar hij aansloot op het Gantelsysteem, en liep door tot in Maassluis. Via de Fortegracht, de Noordvliet en de Monsterse Sluis loosde deze boezem op de Maas. Het traject tussen Spartelvaart en Fortegracht kreeg een kade parallel aan de Maasdijk, Weverskade genoemd. Deze kade, waarvan de herkomst van de naam vooralsnog onbekend is, was opgeworpen met de uitgegraven grond.

Flessenhals
Na het gereedkomen van het Nieuwe Water voldeden de resultaten niet aan de verwachtingen. Er was gehoopt meer water te kunnen lozen naar de Monsterse Sluis. Dit kwam onder andere door de vernauwing in de Fortegracht. Deze is plaatselijk slechts 3,2 meter breed terwijl de rest van de vliet circa 6 meter breed is. Dat werkt als een flessenhals. Verbreden was geen optie omdat het traject in de bebouwde kom van Maassluis lag met aan weerszijden bebouwing. Dat gold trouwens ook voor de Noordvliet. Niet voor niets werd de Noordvliet in 1600 aangegeven als de ‘Kleyne Vliet’. Dit was duidelijk te zien als de Monsterse Sluis open stond. Dan zakte het waterpeil bij de sluis diep weg omdat de afvoer veel sneller ging dan de aanvoer. Om het teveel aan toestromend water naar de Fortegracht tijdelijk op te vangen maakte men een waterberging bij de Spartelhoeve, waar het Nieuwe Water aansluit op de Spartelvaart/Westgaag. Als het boezemwater te hoog werd, liep het water over in een omdijkt stukje laaggelegen polder. Zodra het boezempeil gezakt was, kon het water uit de berging de poldersloot in lopen en het restant weggemalen worden. Dit heeft lang zo gefunctioneerd, het laatst omstreeks 1980. In principe kon het Nieuwe Water ook lozen via de Spartelvaart. Maar dat was ‘achteraan aansluiten’ vanwege het lange traject via de Gaag, de Zuidgaag, door Maasland, de Vlaardingse Vaart en de Noordvliet.

Zout water
Een verdere verbetering van het waterbeheer in het Westland bereikte men door de aanleg van de Oranjesluis. Die had echter een lange en moeizame voorgeschiedenis. Stadhouder Willem II had bij het Hoogheemraadschap van Delfland een verzoek ingediend om zijn lustslot in Honselersdijk te kunnen verversen met water uit de Maas. Het verversen van grachten in de stad was heel gebruikelijk. Maar een dure voorziening ten behoeve van gietwater voor een tuin is een ander verhaal. En dat het rivierwater een mengsel is van zoet en zout water, daar stond de stadhouder niet bij stil. De Hoogheemraden van Delfland hielden de boot af. Toen de prins van Oranje bleef aandringen, moesten ze in actie komen: een prins wil je immers ter wille zijn. Het minste risico gaf aansluiting op het Nieuwe Water. Men twijfelde echter of door de grote afstand en de beperkte capaciteit van het Nieuwe Water het ingelaten water vanaf Maassluis de lusthof wel zou bereiken. Stroomafwaarts van de Monsterse Sluis een nieuwe sluis bouwen zou de route van de Maas naar de lusthof verkorten. Nadeel was een groter risico op zout water en in droge zomers stond het water in de Maas te laag om in te laten.

Natte vingerwerk
De Amer, een bestaande getijdekreek, liep vanaf de Maasdijk met een bocht om de Oranjepolder naar de Maas en mondde uit bij het Amersgat. Om te onderzoeken of het Maaswater vanaf het Amersgat net zo geschikt was als het water vanaf de Monsterse Sluis, gingen de hoogheemraden met een roeibootje de Maas op om zelf te proeven bij beide inlaatplaatsen. Dit primitieve onderzoek was dus letterlijk natte vingerwerk. De uitslag was dat de waterinlating ‘nut en doenlyck’ was en dat het zoutgehalte van water via Maassluis of via het Amersgat geen verschil maakte. De prins opteerde voor de inlaat via het Amersgat. In 1675/1678 werd daarom de Oranjesluis gebouwd om in tijden van droogte rivierwater binnen te kunnen laten. Dat het uiteindelijk misging met de planten in de lusthof van de prins door verzilting mocht nauwelijks verbazing wekken.

Bij de aanleg van de spoorlijn tussen Maassluis en Hoek van Holland in 1893 werd het Oranjekanaal rechtstreeks op de Nieuwe Waterweg aangesloten. Het riviertje de Amer bestaat nog steeds.