Maassluis  |  Geplaatst op 20 mei 2025

Column

Bleekneusjes naar Zweden

Door: Jan van Gelderen

De hongerwinter van 1944/45 had ook in Maassluis grote gevolgen. Dat betekende honger en ondervoeding, vooral voor ouderen en kinderen. Vanuit de centrale gaarkeuken in de Touwfabriek waren er meerdere uitdeelposten voor voedsel, onder meer in de ‘Soepsteeg’ (hoek Lijndraaierssteeg en Hoekerdwarsstraat).

Op verzoek en met steun van plaatselijke illegaliteit werd het Interkerkelijk Bureau opgericht. Dit bureau organiseerde in samenwerking met het Rode Kruis de voedselverstrekking in Maassluis. Maar liefst honderdvijftig ondervoede kinderen kregen gedurende vier maanden dagelijks een maaltijd in de gymzaal van de Minister De Visserschool. De banketbakkers Vonk en Jonkman verzorgden het koken en de dames van het Rode Kruis en EHBO hielpen bij het serveren. Ook kraamvrouwen en zieken kwamen ervoor in aanmerking. De bevrijding werd op 8 mei 1945 gevierd met ‘oranjepap’. Op 18 juni stopte deze voedselverstrekking.

Actie Red Barnend
Enkele weken na de bevrijding werd bekend dat er voor kinderen, die het meest geleden hadden in het laatste oorlogsjaar, gelegenheid was om wat bij te komen op vakantieadressen in Friesland en Groningen, maar ook in het buitenland. Er werd een Commissie Kinderuitzending gevormd door het Rode Kruis in Maassluis. Verschillende Maassluise kinderen maakten gebruik van de grootschalige actie van het Zweedse Rode Kruis: Red Barnend. Vertaald uit het Zweeds betekent dit Red de Kinderen. In plaats van een weekje vakantie was het de bedoeling dat de ‘bleekneusjes’ maar liefst negen maanden naar een ver land konden…

Een andere wereld
Er ging een grote groep Maassluise kinderen in de leeftijd van zes tot twaalf jaar naar Zweden. Bijna zestig kinderen die nooit verder waren geweest dan het Stort, het Hoofd of de Markt konden opeens naar een ver land. Een heel ingrijpende gebeurtenis, dat mag duidelijk zijn: het ouderlijk huis verlaten als je zo jong bent! En dan in een vreemd land komen met een vreemde taal. Een land waar geen oorlog geweest was en dat geen voedselschaarste had gekend. De kinderen waren geselecteerd door de Maassluise huisartsen: het was letterlijk zo dat als je een bepaalde leeftijd had en je gewicht onder een bepaalde norm was, je in aanmerking kwam om naar Zweden te gaan! Er zouden in totaal 2.500 kinderen uit het westen van Nederland naar Zweden gaan.

Het avontuur begint…
Toen de vertegenwoordiger van het plaatselijke Rode Kruis bij de gezinnen langs ging om te vertellen over de mogelijkheden om voor bijna een jaar naar Zweden te kunnen, gaf dat uiteraard emotionele reacties. Er waren situaties waarbij kinderen het zo slecht hadden dat ze graag naar het ‘beloofde land’ wilden. Ook kwam het voor dat kinderen niet wilden, maar door hun ouders, die niet in staat waren om voor voldoende voedsel te zorgen, aangeraden werden om toch mee te gaan. Maar er waren ook ouders die niet wilden dat hun kinderen voor zo’n lange tijd naar Zweden zouden gaan. Het transport was op 8 september 1945. De kinderen gingen lopend vanaf de Markt naar het station, waar ze met de trein naar Rotterdam-Zuid gingen. Het eerste verzamelpunt was het Feijenoordstadion. Hier werden alle kinderen – ook uit Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam – gegroepeerd voor de reis via Duitsland en Denemarken.

Op stro in Deense vrachtwagens
In dertig witgeschilderde Deense vrachtwagens (koelwagens) gingen vijfhonderd kinderen in colonne op reis. Op de vloer van de vrachtwagens lagen geïmproviseerde bedden van stro. Voor de kinderen uiteraard een indrukwekkende, soms angstige, maar zeker een spannende lange reis! De reis duurde twee dagen, in Duitsland sliepen ze in een bos. De gevolgen van de oorlog waren onderweg goed te zien: Hamburg lag in puin door de bombardementen, langs de weg veel kapotte tanks, duizenden jerrycans. De wegen waren slecht en er was veel oponthoud. Na twee dagen kwamen ze in Denemarken aan, in Padborg, vlak over de grens. Hier verbleef de groep ongeveer twee dagen, ze konden zich wassen en slapen in barakken. Daarna ging de trein verder naar Zweden: via Kopenhagen met de boot naar Malmö.

In quarantaine
Vervolgens ging de reis naar Mölle, een kleine vissersplaats. De kinderen werden onderzocht op luizen en met houtwol en zeep gewassen. Iedereen kreeg (dezelfde) nieuwe kleren en ze bleven een paar weken in quarantaine. De kinderen die door de artsen voldoende gezond werden bevonden gingen daarna op reis naar Göteborg. Vier Maassluise kinderen verbleven wegens difterieverschijnselen een paar maanden in een kamp in Bolmen in het zuiden van Zweden.

Eindelijk naar het pleeggezin
In Göteborg aangekomen werden de kinderen verzameld in een school. Daar volgde het spannende moment dat ze hun pleegouders zouden ontmoeten. De kinderen zouden elkaar daarna maandenlang niet meer zien. Eindelijk was er eten in overvloed! Natuurlijk had ieder kind zijn of haar eigen verhaal over het pleeggezin waar men in terecht kwam, duidelijk is dat ze in een totaal andere wereld kwamen met een andere taal en gewoontes. Het was in het begin best moeilijk om hun ‘draai’ te vinden in de gastgezinnen. Ze gingen naar een Zweedse school, leerden schaatsen en een enkele keer zelfs skiën, zoals Piet de Jong. Ook zagen de kinderen voor het eerst een telefoon, flats en een bioscoop. De meeste kinderen hebben een prachtige tijd gehad in het welvarende Zweden. Veel goede contacten zijn ontstaan en gebleven. Voor enkele kinderen werd Zweden hun nieuwe vaderland. Zo trouwde Jacob Dijkshoorn met een meisje uit het pleeggezin waar hij negen maanden verbleef. Er waren gastgezinnen waar men aanbood definitief pleeggezin te worden. Zo ging Jaap Kloosterman – twee maanden nadat hij was teruggekeerd in Maassluis – terug naar Zweden.

Terugreis naar Maassluis
In april 1946 begon de terugreis. De reis ging nu geheel met de trein. De reis door Duitsland maakte duidelijk dat daar een jaar na de oorlog nog grote armoede en honger heerste. Uiteindelijk arriveerden ze op 19 april 1946 in Maassluis. Vele kinderen spraken alleen nog maar Zweeds! Met een speciale bus werden ze van het station afgehaald. Op een overvolle Markt werden ze welkom geheten door Steef van der Ent namens het Comité Kinderuitzending. Het avontuur was ten einde. Ze waren een onvergetelijke ervaring rijker en lichamelijk gesterkt, want dat was de opzet.

Dit artikel verscheen in uitgebreidere vorm in het boekje Historische Schetsen nr. 40. Alle uitgaven van dit boekje zijn te downloaden op de collectiebank van de HVM. Zie voor meer info ook het boek ‘Bleekneusjes van 1945’ van Jan Sintemaartensdijk.

Columns

Geplaatst op 26 februari 2025

Wonen in de oude binnenstad

Geplaatst op 7 februari 2025

Het gat van Maassluis

Geplaatst op 29 november 2024

Het badhuis aan het Zandpad

Columns archief...

Maassluis  |  Geplaatst op 20 mei 2025

Column

Bleekneusjes naar Zweden

Door: Jan van Gelderen

De hongerwinter van 1944/45 had ook in Maassluis grote gevolgen. Dat betekende honger en ondervoeding, vooral voor ouderen en kinderen. Vanuit de centrale gaarkeuken in de Touwfabriek waren er meerdere uitdeelposten voor voedsel, onder meer in de ‘Soepsteeg’ (hoek Lijndraaierssteeg en Hoekerdwarsstraat).

Op verzoek en met steun van plaatselijke illegaliteit werd het Interkerkelijk Bureau opgericht. Dit bureau organiseerde in samenwerking met het Rode Kruis de voedselverstrekking in Maassluis. Maar liefst honderdvijftig ondervoede kinderen kregen gedurende vier maanden dagelijks een maaltijd in de gymzaal van de Minister De Visserschool. De banketbakkers Vonk en Jonkman verzorgden het koken en de dames van het Rode Kruis en EHBO hielpen bij het serveren. Ook kraamvrouwen en zieken kwamen ervoor in aanmerking. De bevrijding werd op 8 mei 1945 gevierd met ‘oranjepap’. Op 18 juni stopte deze voedselverstrekking.

Actie Red Barnend
Enkele weken na de bevrijding werd bekend dat er voor kinderen, die het meest geleden hadden in het laatste oorlogsjaar, gelegenheid was om wat bij te komen op vakantieadressen in Friesland en Groningen, maar ook in het buitenland. Er werd een Commissie Kinderuitzending gevormd door het Rode Kruis in Maassluis. Verschillende Maassluise kinderen maakten gebruik van de grootschalige actie van het Zweedse Rode Kruis: Red Barnend. Vertaald uit het Zweeds betekent dit Red de Kinderen. In plaats van een weekje vakantie was het de bedoeling dat de ‘bleekneusjes’ maar liefst negen maanden naar een ver land konden…

Een andere wereld
Er ging een grote groep Maassluise kinderen in de leeftijd van zes tot twaalf jaar naar Zweden. Bijna zestig kinderen die nooit verder waren geweest dan het Stort, het Hoofd of de Markt konden opeens naar een ver land. Een heel ingrijpende gebeurtenis, dat mag duidelijk zijn: het ouderlijk huis verlaten als je zo jong bent! En dan in een vreemd land komen met een vreemde taal. Een land waar geen oorlog geweest was en dat geen voedselschaarste had gekend. De kinderen waren geselecteerd door de Maassluise huisartsen: het was letterlijk zo dat als je een bepaalde leeftijd had en je gewicht onder een bepaalde norm was, je in aanmerking kwam om naar Zweden te gaan! Er zouden in totaal 2.500 kinderen uit het westen van Nederland naar Zweden gaan.

Het avontuur begint…
Toen de vertegenwoordiger van het plaatselijke Rode Kruis bij de gezinnen langs ging om te vertellen over de mogelijkheden om voor bijna een jaar naar Zweden te kunnen, gaf dat uiteraard emotionele reacties. Er waren situaties waarbij kinderen het zo slecht hadden dat ze graag naar het ‘beloofde land’ wilden. Ook kwam het voor dat kinderen niet wilden, maar door hun ouders, die niet in staat waren om voor voldoende voedsel te zorgen, aangeraden werden om toch mee te gaan. Maar er waren ook ouders die niet wilden dat hun kinderen voor zo’n lange tijd naar Zweden zouden gaan. Het transport was op 8 september 1945. De kinderen gingen lopend vanaf de Markt naar het station, waar ze met de trein naar Rotterdam-Zuid gingen. Het eerste verzamelpunt was het Feijenoordstadion. Hier werden alle kinderen – ook uit Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam – gegroepeerd voor de reis via Duitsland en Denemarken.

Op stro in Deense vrachtwagens
In dertig witgeschilderde Deense vrachtwagens (koelwagens) gingen vijfhonderd kinderen in colonne op reis. Op de vloer van de vrachtwagens lagen geïmproviseerde bedden van stro. Voor de kinderen uiteraard een indrukwekkende, soms angstige, maar zeker een spannende lange reis! De reis duurde twee dagen, in Duitsland sliepen ze in een bos. De gevolgen van de oorlog waren onderweg goed te zien: Hamburg lag in puin door de bombardementen, langs de weg veel kapotte tanks, duizenden jerrycans. De wegen waren slecht en er was veel oponthoud. Na twee dagen kwamen ze in Denemarken aan, in Padborg, vlak over de grens. Hier verbleef de groep ongeveer twee dagen, ze konden zich wassen en slapen in barakken. Daarna ging de trein verder naar Zweden: via Kopenhagen met de boot naar Malmö.

In quarantaine
Vervolgens ging de reis naar Mölle, een kleine vissersplaats. De kinderen werden onderzocht op luizen en met houtwol en zeep gewassen. Iedereen kreeg (dezelfde) nieuwe kleren en ze bleven een paar weken in quarantaine. De kinderen die door de artsen voldoende gezond werden bevonden gingen daarna op reis naar Göteborg. Vier Maassluise kinderen verbleven wegens difterieverschijnselen een paar maanden in een kamp in Bolmen in het zuiden van Zweden.

Eindelijk naar het pleeggezin
In Göteborg aangekomen werden de kinderen verzameld in een school. Daar volgde het spannende moment dat ze hun pleegouders zouden ontmoeten. De kinderen zouden elkaar daarna maandenlang niet meer zien. Eindelijk was er eten in overvloed! Natuurlijk had ieder kind zijn of haar eigen verhaal over het pleeggezin waar men in terecht kwam, duidelijk is dat ze in een totaal andere wereld kwamen met een andere taal en gewoontes. Het was in het begin best moeilijk om hun ‘draai’ te vinden in de gastgezinnen. Ze gingen naar een Zweedse school, leerden schaatsen en een enkele keer zelfs skiën, zoals Piet de Jong. Ook zagen de kinderen voor het eerst een telefoon, flats en een bioscoop. De meeste kinderen hebben een prachtige tijd gehad in het welvarende Zweden. Veel goede contacten zijn ontstaan en gebleven. Voor enkele kinderen werd Zweden hun nieuwe vaderland. Zo trouwde Jacob Dijkshoorn met een meisje uit het pleeggezin waar hij negen maanden verbleef. Er waren gastgezinnen waar men aanbood definitief pleeggezin te worden. Zo ging Jaap Kloosterman – twee maanden nadat hij was teruggekeerd in Maassluis – terug naar Zweden.

Terugreis naar Maassluis
In april 1946 begon de terugreis. De reis ging nu geheel met de trein. De reis door Duitsland maakte duidelijk dat daar een jaar na de oorlog nog grote armoede en honger heerste. Uiteindelijk arriveerden ze op 19 april 1946 in Maassluis. Vele kinderen spraken alleen nog maar Zweeds! Met een speciale bus werden ze van het station afgehaald. Op een overvolle Markt werden ze welkom geheten door Steef van der Ent namens het Comité Kinderuitzending. Het avontuur was ten einde. Ze waren een onvergetelijke ervaring rijker en lichamelijk gesterkt, want dat was de opzet.

Dit artikel verscheen in uitgebreidere vorm in het boekje Historische Schetsen nr. 40. Alle uitgaven van dit boekje zijn te downloaden op de collectiebank van de HVM. Zie voor meer info ook het boek ‘Bleekneusjes van 1945’ van Jan Sintemaartensdijk.