Maassluis | Geplaatst op 21 november 2023
Het was december 1780 toen de Vierde Engelse Oorlog uitbrak tussen Groot-Brittannië en de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Het trof ongelukkig dat zo’n beetje de gehele vissersvloot van Maassluis en Vlaardingen zich op de visgronden op de Noordzee bevond. De vloot zat dus tussen Nederland en Engeland in en liep groot gevaar om ten prooi te vallen aan Engelse oorlogsschepen. Het was vooral een zeeoorlog en die was erop gericht de economie van de andere partij schade toe te brengen, bijvoorbeeld door het kapen en laten zinken van vissersschepen. Maar de vissers op zee wisten nog van niets. Door de snelle en moedige actie van een Vlaardings schip werden alle vissers gewaarschuwd, zodat 62 van de 65 schepen veilig thuiskwamen.
Stadsdichter 18e eeuw
Verscheidene reders en boekhouders verzochten begin 1781 de drie Maassluise dominees ‘om den Heere voor zijne Goedertierenheid in deze openlijk te danken, en de Gemeente door ene bijzondere Leerreden daar toe op te wekken.’ De bejaarde dominee van Sprang en de predikanten Christophorus van Tricht en Kornelis van Waenen besloten het lot te laten beslissen wie deze taak zou uitvoeren. Het lot wees Van Waenen aan. Hij opende de dankdienst met het zingen van psalm 124. Na de dienst drongen velen erop aan om de ‘Leerreden’ uit te geven. De Leerreden werd gedrukt en de Maassluise dichter Willem van der Jagt – die zoveel gedichten schreef op actuele thema’s, dat hij wel de toenmalige stadsdichter genoemd kan worden – maakte er een gedicht over. Het was bedoeld om de dorpelingen te manen de Leerreden te lezen. Het gedicht is in het boek als eerste afgedrukt. Van der Jagt beschrijft hoe de vissers op zee bedreigd werden door de Engelsen en spreekt daarna over dank voor degenen die het er levend hadden afgebracht. Een deel van het mooie lied:
Daar al uw zeevolk op de baren / onkundig was van ’t krijgsgeweld, / terwijl ’t, in vrêe nog uitgevaren, / thans was in ’t grootst’ gevaar gesteld. Hier ziet gij hoe uw nagebuur, / de loze en boze Brit, zijn schepen / gewapend afzendt uur op uur / om weerloosheid in ’t nest te slepen.
Blijven herinneren
Naast de blijdschap was er echter ook verdriet om het verlies van mensenlevens op de drie verloren schepen. Van der Jagt biedt in zijn gedicht troost aan de nabestaanden van de slachtoffers. In de Leerreden komen alle voorvallen met schepen en bemanning voor, tenminste voor zover de stuurlieden of hun nabestaanden ze bij de dominees hadden aangemeld. Zowel in de Leerreden als in het gedicht worden we gemaand om de slachtoffers niet te vergeten. Door dit historische schetsje brengt de Historische Vereniging Maassluis ze weer in herinnering.
Vissersschepen in de haven van Maassluis rond 1900.
Geplaatst op 29 november 2024
Geplaatst op 8 november 2024
Geplaatst op 15 oktober 2024
Columns archief...
Maassluis | Geplaatst op 21 november 2023
Het was december 1780 toen de Vierde Engelse Oorlog uitbrak tussen Groot-Brittannië en de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Het trof ongelukkig dat zo’n beetje de gehele vissersvloot van Maassluis en Vlaardingen zich op de visgronden op de Noordzee bevond. De vloot zat dus tussen Nederland en Engeland in en liep groot gevaar om ten prooi te vallen aan Engelse oorlogsschepen. Het was vooral een zeeoorlog en die was erop gericht de economie van de andere partij schade toe te brengen, bijvoorbeeld door het kapen en laten zinken van vissersschepen. Maar de vissers op zee wisten nog van niets. Door de snelle en moedige actie van een Vlaardings schip werden alle vissers gewaarschuwd, zodat 62 van de 65 schepen veilig thuiskwamen.
Stadsdichter 18e eeuw
Verscheidene reders en boekhouders verzochten begin 1781 de drie Maassluise dominees ‘om den Heere voor zijne Goedertierenheid in deze openlijk te danken, en de Gemeente door ene bijzondere Leerreden daar toe op te wekken.’ De bejaarde dominee van Sprang en de predikanten Christophorus van Tricht en Kornelis van Waenen besloten het lot te laten beslissen wie deze taak zou uitvoeren. Het lot wees Van Waenen aan. Hij opende de dankdienst met het zingen van psalm 124. Na de dienst drongen velen erop aan om de ‘Leerreden’ uit te geven. De Leerreden werd gedrukt en de Maassluise dichter Willem van der Jagt – die zoveel gedichten schreef op actuele thema’s, dat hij wel de toenmalige stadsdichter genoemd kan worden – maakte er een gedicht over. Het was bedoeld om de dorpelingen te manen de Leerreden te lezen. Het gedicht is in het boek als eerste afgedrukt. Van der Jagt beschrijft hoe de vissers op zee bedreigd werden door de Engelsen en spreekt daarna over dank voor degenen die het er levend hadden afgebracht. Een deel van het mooie lied:
Daar al uw zeevolk op de baren / onkundig was van ’t krijgsgeweld, / terwijl ’t, in vrêe nog uitgevaren, / thans was in ’t grootst’ gevaar gesteld. Hier ziet gij hoe uw nagebuur, / de loze en boze Brit, zijn schepen / gewapend afzendt uur op uur / om weerloosheid in ’t nest te slepen.
Blijven herinneren
Naast de blijdschap was er echter ook verdriet om het verlies van mensenlevens op de drie verloren schepen. Van der Jagt biedt in zijn gedicht troost aan de nabestaanden van de slachtoffers. In de Leerreden komen alle voorvallen met schepen en bemanning voor, tenminste voor zover de stuurlieden of hun nabestaanden ze bij de dominees hadden aangemeld. Zowel in de Leerreden als in het gedicht worden we gemaand om de slachtoffers niet te vergeten. Door dit historische schetsje brengt de Historische Vereniging Maassluis ze weer in herinnering.